Hulp bij toegankelijkheid

Skip to main content

Stein heeft een link met de Belgische steenkoolpioniers

Arjan van de Rest en Jos Drubers - Stichting Erfgoed Stein
Kasteel Stein.  — © archief Stichting Erfgoed Stein

 

Wie de kasteelruïne van Stein heeft bezocht, heeft mogelijk in de mergelmuren ingekerfde namen en jaartallen aangetroffen. Zo ook op de tweede etage van de donjon: „Ch. Aug. De Jaer, 15 aout. 1837” en „Amelie De Jaer, 1837”. Het betreft hier Charles August DeJaer en zijn nicht Amélie Hyacinthe DeJaer.

Ze zijn familie van het echtpaar Maximiliaan Hyacinthe DeJaer en Marie Eléonore Christine Grisard. Dit echtpaar heeft in 1828 kasteel Stein gekocht van Mathias Constantijn, graaf van Wickenburg. Rond 1840 heeft weduwe DeJaer-Grisard het nieuwe kasteel laten bouwen met een park in Engelse landschapsstijl.

Amélie DeJaer is 24 jaar oud als ze haar naam in de muur graveert. In 1841 trouwt ze met de Belgische geoloog André Hubert Dumont. Een van de kinderen uit dit huwelijk is Léon André (André) Dumont, geboren te Luik in 1847. Deze André is een Belgische geoloog, mijnbouwkundige en hoogleraar geologie en mijnbouw aan de Katholieke Universiteit te Leuven.

steenkoolpioniers art

De inscripties in de kasteelmuur.  — © Jos Drubers

 

Steenkool

Vanaf 1877 raakt Dumont gefascineerd door de mogelijkheid, dat er steenkool zit in de ondergrond van de Kempen. Hij geeft een brochure uit met gegevens van de boringen in Nederlands-Limburg, waar al steenkool is ontdekt. Dumont is ervan overtuigd dat het steenkoolbekken zich verder noordwestwaarts uitstrekt. Hij noemt daarbij de Limburgse Kempen en spoort Belgische industriëlen aan om initiatief te nemen. Een economische crisis in de jaren 1880-1890 en een forse daling van de steenkoolprijs beletten verdere acties. Dumont gaat als ingenieur in een Henegouwse mijn aan de slag, om vanaf 1883 les te geven aan de universiteit van Leuven. Zijn leerlingen zijn enthousiast over zijn colleges over de mijnbouwkunde. Dumont besluit zelf een zoektocht naar steenkool in Limburg te starten en zoekt bij oud-leerlingen naar financiële steun.

 

Diamanten tanden

Dumont komt in contact met Louis Jourdain, die boringen in Nederlands-Limburg heeft gepromoot. Anderen zijn al in Lanaken met proefboringen gestart, waar men ontdekt aan de rand van een steenkoolbekken te zijn terechtgekomen. Dumont stelt voor om in Elen te boren. Na vijftien maanden boren is men niet dieper geraakt dan 140 meter. Anton Raky biedt zich aan. Hij heeft een revolutionaire methode ontwikkeld met een boorkop voorzien van diamanten tanden, die het gesteente verbrijzelt. Eind 1900 legt men de werken op een diepte van 878 m. stop, omdat het boorapparaat het heeft begeven.

In 1901 sticht Dumont een nieuwe firma met financiële inbreng van Raky. Raky overtuigt Dumont om niet opnieuw in Elen te boren, maar in As. Men start op 1 juni 1901 en twee maanden later ontdekt boormeester Koton de eerste Belgisch-Limburgse steenkool op 541 meter diepte. Koton stuurt een telegram naar Dumont en schrijft: ‘Kohle angebohrt - betrib angestelt - bin mitag erkelenz - gluck auf – Koton.’ Dumont reageert nuchter: „Ik wist dat men ze zou vinden.”

 

Vreugde

De vreugde in de boortoren slaat over op de Assenaars. Ze vieren dagenlang feest. In 1924 begint de André Dumontmijn van Waterschei (Genk) met de exploitatie. In 1949 werken er 6834 mijnwerkers. In België en Frankrijk promoot Dumont nieuwe technieken van mijnontginning. In Leuven richt hij de Vereniging voor Mijnbouwingenieurs op.

In september 1987 is de mijn dichtgegaan. In de streek van As en Genk is de invloed van Dumont nog steeds merkbaar door de naar hem vernoemde ziekenhuizen en scholen.