Hulp bij toegankelijkheid

Skip to main content

Expositie

"Onder de heg"

door
Manon Sas (fotograaf en communicatiedeskundige)
en
Wouter Smit (psycholoog en docent),
in samenwerking met de Stichting Erfgoed Stein.

Deze expositie is te zien tot en met
28
april 2024

De expositie ‘onder de heg’ 

gaat over een maatschappelijk vraagstuk waar moeilijk over te praten valt, maar nog steeds een rol speelt in veel families. Ouders, broers, zussen, opa’s en oma’s die hebben meegemaakt dat binnen het gezin een kind doodgeboren ter wereld kwam en, volgens de regels van het katholieke geloof tot 2007, begraven werd in ongewijde grond omdat dopen niet meer mogelijk was. Meestal begraven op een beschut plekje, achter de heg van de begraafplaats. Voor gezinnen betekende dat een dubbel verlies, niet alleen was het kind overleden, ook zou een hereniging in de hemel niet mogelijk zijn.

Deze expositie gaat over vier mensen die dit hebben meegemaakt.

De combinatie van verschillende foto’s schetst hun eigen verhaal en het verhaal van de plek achter de heg. Over hoe hun gezinnen door moesten na het verlies van een pasgeboren dochter of broertje. Over het zwijgen binnen de gemeenschap en het weggestopte verdriet. Maar ook over de veerkracht die deze mensen hebben getoond. En de zoektocht om dit verlies een plek te geven, bijvoorbeeld met de oprichting van een monument. Deze expositie toont de jonge generatie een bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis die zij nog weinig kennen.

Voor ouderen biedt de expositie troost vanuit het besef dat zij niet de enigen zijn die dit hebben meegemaakt en dat het na al die jaren nog steeds welkom is om er samen over te praten. We zijn de kinderen achter de heg niet vergeten.

Deze expositie is te bezoeken tot en met 28 april 2024.

Pastoor Schwillens, Parochiecluster Stein

Openingswoord Pastoor Schwillens, Stein

Een aantal jaren geleden rinkelde de telefoon op de pastorie. Het was een mevrouw, die wekelijks met haar vader in het verzorgingstehuis naar de H. Mis kwam. Ze deelde mij mede, dat ze oma van een kleinzoon was geworden. Op het moment dat ik het bekende woord van gefeliciteerd wilde uitspreken, viel ze mij direct in de reden. Hij had maar een uur geleefd. Ze vroeg mij of ik zijn lichaam wilde zegenen. Diezelfde dag ben ik nog naar het crematorium gereden en je ziet dan levenloos kindje liggen. De ouders en familie stonden links en rechts naast het kind. Nadat ik het gezegend en met de ouders gesproken had, stel je op de terugreis vragen. Vragen waarom? Vragen, waar je nooit een antwoord op zal krijgen.

Nadat ik thuiskwam, heb ik mijn stamboom bekeken. In de vierhonderd jaar dat mijn voorvaderen geboren werden, hebben zij ook afscheid moeten nemen van hun broertjes en zusjes. Kinderen, die 1 dag of enkele dagen geleefd hebben. Mijn vraag was, hoe zijn mijn voorouders hier mee omgegaan.

Hoe hebben ze oud kunnen worden?

Decennia lang heeft de kerk deze kinderen begraven op ongewijde aarde. Ik spreek nu over het instituut kerk en niet over het kerkelijk geloof, want dat is wezenlijk  een verschil. Jezus wilde dit zelf niet. Hij was toch de man die zei: ‘Laat de kinderen tot mij komen’. Het hing dan ook af van de lokale pastoor. Voor collega’s, die barmhartig en pastoraal waren, hoefden deze kinderen niet in ongewijde aarde begraven te worden.

In de aanloop naar deze lezing heb ik het internet uitgepluisd. Rini de Groot vertelt in 2013 het volgende: Op de koude Allerzielendag 2 november 1941 wordt ‘s avonds bij ons het negende kind geboren. De Udense vroedvrouw Dieneke Verbakel zegt: het meisje 'is nie hel' (niet levensvatbaar) en besluit tot een nooddoop. Ik was pas vier, met weinig herinneringen aan dit verhaal. Vader zei ‘s morgens tegen mijn zus: “We hebben een nieuw kindje, maar het is dood”.

Toegedekt met witte watten en snippers zilverpapier lag het in het kistje dat vader gemaakt had. Het stond op tafel voor het raam. Vader verliet diep bedroefd zijn werkplaats en lapte klompen in de goede kamer.

Op 4 november wordt aangifte gedaan op het raadhuis van geboorte en overlijden. De ambtenaar zei: “Een overleden kind schrijf ik niet in  en ook niet in het trouwboekje”. De geborene krijgt hierdoor geen naam. Moeder zei: “Ik heb het toch negen maanden gedragen”. In zo’n geval wordt er geen geboorteakte opgemaakt. Nu heeft zij voor haarzelf en de buitenwereld geen enkel bewijs.

Het kind was gedoopt en dus een Engeltje, het mocht nu het in het kerkgebouw zijn, én begraven worden in de gewijde aarde van het kerkhof, binnen de Beukenhaag! Het enige en nooit besproken “voordeel“ voor moeder was, dat zij voor de eerste maal aanwezig was bij de doop van één van haar kinderen.

Ook de burgerlijke overheid werkte niet mee. Zo zegt Tonnie van Aar: ‘In de burgerlijke stand is ons kind naamloos geregistreerd, hoewel het levend ter wereld was gekomen. Maar dat telde niet omdat op het moment van aangifte ons kind was overleden’. De akte in ambtelijke taal: “De aangifte is gedaan door de vader voornoemd, die verklaarde uit eigen wetenschap kennis te dragen van het niet in leven zijnde van het kind op het moment van aangifte.” Ook in het trouwboekje mocht de naam niet vermeld worden. 
Jarenlang gaf het een ongemakkelijk gevoel, moest je in je officiële papieren invullen dat we vier, of vijf kinderen hadden? Wij gaven bijna 34 jaar geleden onze zoon de naam Rik, zo zal hij voortaan ook officieel door het leven gaan.

Rene Oomen beschrijft in zijn boek: “Gecondoleerd met het overlijden van uw vader”, zei de begrafenisondernemer toen ik de voordeur opende. “Dat is een misverstand, het gaat om een kind. Ons kind. Gisteren geboren, vandaag overleden.” Ik zie de man nog wit wegtrekken, hij was helemaal van slag. Ouders die zelf een uitvaart regelen voor hun gestorven baby, dat had hij nog nooit meegemaakt. We schrijven 27 september 1985. 

De man wist zich geen raad met de situatie en stak het gebruikelijke verkooppraatje af over de stijlvolle producten van de uitvaartonderneming. Hij bladerde opzichtig door de map met kisten in alle prijsklassen. Dat wij een eenvoudige crematie wensten drong niet tot hem door. “En muziek, dat wilt u toch wel?!” Hij las de top tien voor van favoriete muziek in crematoria, met Mieke Telkamp onbetwist op één. 
We kwamen toch uit op een simpel, wit kistje. In een onhandige poging om ons verdriet te verzachten voegde hij eraan toe: “Ik laat het kistje wel in de lijkwagen met een volwassen dode plaatsen, dat scheelt u transportkosten.” Neem het relaas van Ria Janssen uit Erp die in 1961 zwanger is. Een halve eeuw later verhaalt ze tegen Oomen over de gebeurtenissen alsof ze zich gisteren hebben afgespeeld. Op het eind van de zwangerschap voelt ze haar kindje niet meer. De huisarts, die zich volgens haar gedraagt als een veearts, stelt vast dat de baby dood is, maar ze moet wel gewoon bevallen. Van de dokter mag ze haar kind, een meisje, na de bevalling niet vasthouden ‘want dat is besmettelijk’. Wat te doen met het dode lichaampje? Het advies van de huisarts: stop het in een doosje. “Mijn zuster heeft het toen in een luier gedraaid en in een boterdoosje gedaan”. Enkele dagen later begraaft de buurman als het donker is het kind in de ongewijde grond van het plaatselijke kerkhof. Ria Janssen zegt bitter: “ Je kind wordt als een hond de grond ingestopt”.

Bizar? Ja. Onvoorstelbaar? Nee. Tot in de jaren tachtig werden doodgeboren kinderen in alle stilte met het medisch afval van het ziekenhuis verbrand. 

Janneke Peelen schreef in haar proefschrift Tussen leven en dood. Rituelen rondom zwangerschapsverlies in Nederland (Nijmegen, Radboud Universiteit, 2012) het volgende: “Als het nog geen 26 weken was, ging het mee met het medisch afval van het ziekenhuis. Peelen sprak met mensen die in de jaren zestig en zeventig een kind tijdens of vlak na de zwangerschap hadden verloren. Meteen na de geboorte werd het weggehaald en er werd niet meer over gesproken, vroeger dacht dat men het niet goed was om je aan een doodgeboren kind te hechten.” Bij gelovigen werd een plekje achter de heg gezocht, omdat een dood kindje niet gedoopt kon worden, vreselijk.

Daarom is deze expositie een postuum gebaar, een eerbetoon van mee-leven voor alle moeders, vaders, broertjes en zusjes, maar ook voor alle overige familieleden, want zo kunnen we praten over een doodgeboren of heel jong overleden kind, dat geen taboe meer is.

Manon Sas en Wouter Smit

Toelichting Manon Sas, fotograaf

‘Dit is de plek.' Mijn vader wijst naar de heg, net naast de oude ingang van de RK Begraafplaats De Steeg. Ik kijk door de dichtbegroeide klimop, op zoek naar een stukje grond dat nog zichtbaar is. Ergens rond de Tweede Wereldoorlog zou hier een baby zijn begraven. Een broertje of zusje van mijn vader. Onder de heg.

Een paar jaar geleden kwam het tijdens het avondeten opeens ter sprake: kinderen die onder de heg zijn begraven. Meer specifiek: kinderen in katholieke gezinnen die doodgingen voor ze werden gedoopt. Voor deze kinderen was er geen plek in de hemel. Ze waren immers nog niet verlost van de erfzonde. En ook op het kerkhof was geen plek voor hen. In ieder geval niet in gewijde grond. Zo kwam het dat deze kinderen soms onder of achter de heg werden begraven. Vaak in de schemering als niemand het kon zien. En vrijwel altijd zonder naam en zonder afscheid. Daarna ging het leven snel door. Weer aan het werk en er vooral niet over praten. Ook de kerk bood weinig troost: ‘Bid maar dat er snel een nieuw kindje komt.’

Het verhaal van mijn vader was het begin van een zoektocht. Waarom moesten deze kinderen anoniem verdwijnen, vaak zonder afscheid en zonder officiële registratie? Mag je er zijn als je geen naam hebt gehad? En hoe ging het leven daarna weer door? Wat bijblijft uit de gesprekken die Wouter Smit en ik voerden met broers, zussen, geestelijken en artsen is de stilte en het zwijgen. En ook de omvang; ieder ervaringsverhaal maakt nieuwe verhalen los. ‘In elke straat is wel een gezin dat het heeft meegemaakt’ vertelde een moeder die deur aan deur collecteerde voor een monument voor naamloze kinderen.

‘Onder de heg’ gaat over een maatschappelijk vraagstuk dat nog steeds een rol speelt in veel families. Ouders, broers en zussen die hebben meegemaakt dat binnen hun gezin een kindje naamloos werd begraven en die er nu pas over praten. Of op een andere manier een kindje kwijtraakten, zonder afscheid. Veel gezinnen kregen hiermee te maken, ook buiten de kerk.

De expositie ‘Onder de heg’ laat iets zien wat je niet kunt zien. Het gaat om verhalen uit het verleden die tot op de dag van vandaag relevant en voelbaar zijn. En die uitnodigen tot doorpraten. We zijn de kinderen niet vergeten, ze mogen er zijn.

www.manonsas.com/under-the-hedge

Wilt u een gesprek naar aanleiding van deze expositie? Dan kunt u per e-mail contact opnemen met Wouter Smit: w.smit@hva.nl