Hulp bij toegankelijkheid

Skip to main content

Het museum is i.v.m. de feestdagen gesloten van 23 december tot en met 6 januari. 

Heksen in de Maaskant: verdachtmakingen brachten ook onschuldige vrouwen op de brandstapel

Heksenverbranding in 17de eeuw.
Afbeelding: ‘Oos Maaskentj’ 1992, archief Stichting Erfgoed Stein

22-06-2022 om 09:00 door Jan Smeets - Stichting Erfgoed Stein

In de 16de en 17de eeuw werden duizenden mensen wegens hekserij tot de brandstapel veroordeeld. De vervolging kwam door in het bijgeloof, dat het, vooral voor vrouwen, mogelijk was in dienst te staan van de duivel. Zij zouden met de duivel intieme relaties onderhouden in ruil voor toverkrachten, die door hun gebruikt werden om mens en dier kwaad te doen.

Zo werden 10 oktober 1613 te Elsloo door de schout en schepenen drie personen uit Elsloo voor de schepenbank ter verhoor opgeroepen: Peter Ghijsen, Greten Alen en Houb Ghilen. Zij dienden een verklaring af te leggen over hetgeen ze gehoord zouden hebben van een andere inwoonster: Maycken Diricken. Deze zou gezegd hebben: „Och jae, hie wonen noch tovenaressen genoch. Ich ken sij wael ende weet hoe vuel datter sijn.”

Proces

Over zo’n uitspraken moest de schepenbank het fijne weten. Het proces begon met het verhoren van getuige Peter Ghijsen. Deze verklaarde dat Houb Ghilen hem had verteld, dat diens vrouw de betreffende woorden uit de mond van Maycken Diricken vernomen had. De vrouw van Houb was namelijk bij Greet Alen op bezoek geweest, waar Maycken Diricken, Claes Ghilen (zoon van Houb) en Trijn uit ‘t Panhuys aanwezig waren. Tijdens dit ‘bezoekje’, zou Maycken de beruchte woorden gesproken hebben.

Behekst stro

De tweede getuige was Greten Alen, die verklaarde de bewuste woorden niet gehoord te hebben, maar wel Maycken had horen zeggen ‘dat in het land van Rekem tovenaressen waren, waarvan enige waren verbrand en andere nog in leven waren.’ Maycken Diricken was bij haar gekomen, omdat haar varken ziek was. De diagnose luidde: de ziekte kwam door behekst stro. Zij vroeg aan Greten: „Segt Greten weet ghij well wie in uer huys is geweest, dat uer stroy is comen snijden?” Omdat ze dit zelf niet wist, had ze er bij Maycken op aangedrongen haar te zeggen wie dat dan wel geweest was. Onder voorwaarde dat haar man hier niets van zou komen te weten bevestigde Maycken haar: „Maycken Berb in die Batt is in uer huys geweest om stroy te snijden.”

Daarbij was Greten een licht opgegaan, want ze herinnerde zich dat die bewuste vrouw twee dagen eerder bij haar was geweest om stro te snijden en toen had ze geen achterdocht tegen Maycken Berb in die Batt gekoesterd. Voor het gerecht verklaart Greeten dat Macyken Diricken ook bij haar dochter Berben op bezoek was geweest en aldaar had verteld: „Hier sijn nog tovenaressen in ‘t dorp, Maycken Stevens is ook bedragen (= in de ban van de duivel) ende noch twee maechden.”

Brandstapel

Dat deze verdachtmaking niet zonder risico was voor zowel de aangeduide persoon, als voor degene die het vertelde, bleek uit het gegeven dat in die tijd tientallen onschuldige vrouwen op de brandstapel ter dood werden gebracht. Dat men daarvoor niet ver uit de buurt hoefde te gaan, bewijst de terechtstelling van twee van hekserij verdachte vrouwen uit Bunde, die in 1620 te Valkenburg op de brandstapel werden gedood.

Bron: Oose Maaskentj Stein, 1992, archief SES.