PATER JACQUES SCHREURS, M.S.C.
Rechts Jo de Meyere als kapelaan Odekerke, links pater Jacques Schreurs in de omgeving van Smeermaas. Afbeelding: Archief Stichting Erfgoed Stein
13-10-2021 door Jos Drubers - Stichting Erfgoed Stein
In mei 2021 maakte Albert Verlinden bekend dat Toneelgroep Maastricht in het voorjaar 2022 de musical ‘Dagboek van een Herdershond’ gaat uitvoeren in Maastricht. De musical is gebaseerd op de succesvolle televisieserie uit 1978-1980, destijds geregisseerd door Willy van Hemert. Het verhaal gaat over de jonge en naïeve kapelaan Erik Odekerke die in 1914 in Geleen wordt geplaatst: een landbouwdorp dat geregeerd wordt door de notaris, de herenboer en de pastoor. Door de opkomst van de steenkolenmijnen in Limburg komt het rijke Roomse leven onder druk te staan.
In de publiciteit met betrekking tot de musical wordt helaas niet vermeld dat het verhaal oorspronkelijk is gebaseerd op de driedelige roman ‘Kroniek eener parochie’ van pater, schrijver en dichter Jacques Schreurs. In deze kroniek, met Erik Odekerke als hoofdpersoon, beschrijft Schreurs deels zijn ervaringen als kapelaan ten tijde van de opkomst van de mijnindustrie in Zuid-Limburg.
Schreurs wordt in 1893 geboren. Als misdienaar droomt hij van een toekomst als priester-missionaris. Op veertienjarige leeftijd gaat hij naar Tilburg naar het seminarie van de Missionarissen van het Heilig Hart. Hij treedt in en studeert twee jaar wijsbegeerte en vier jaar theologie. In 1919 ontvangt hij zijn priesterwijding en in 1920 wordt hij leraar Nederlands aan het seminarie te Tilburg.
In 1923 wordt hij kapelaan in Sittard-Overhoven, een groeiende parochie die toevertrouwd is aan de Missionarissen van het Heilig Hart. In deze periode opent ook de Staatsmijn Maurits. Als jonge kapelaan maakt hij de sociale gevolgen van de mijnindustrie volop mee. Schreurs heeft ook de taak geld voor de bouw van de Heilig Hartkerk te vergaren. In 1931 vindt de eerste steenlegging plaats.
Naast zijn parochiewerk heeft hij veel literaire activiteiten ontplooid. Hij krijgt de gelegenheid zich geheel aan het dichten en schrijven te wijden. Voor Schreurs is schrijven een ambacht en een roeping. Het is zijn manier om zijn priesterschap uit te dragen. Van zijn hand verschijnen zes romans, vijftien dichtbundels, vier biografieën en twee reisboeken. Daarnaast beslaat zijn oeuvre eenendertig toneelstukken, teksten voor oratoria, filmscenario's en enkele honderden bijdragen voor verschillende media. Hij heeft ook de teksten voor de Passiespelen in Tegelen geschreven, welke versie in 1940 voor het eerst wordt opgevoerd. Voor het 700-jarig bestaan van Sittard schrijft hij het spel ‘Rampjaar 1677’ en voor Susteren ‘Het spel der Heiligdomsvaart’.
Links: Jacques Schreurs. Rechts: Jo de Meyere als Erik Odekerke
Hij onderhoudt contacten met diverse Limburgse kunstenaars en richt de 'R.K. Werkgemeenschap voor intellectuelen en kunstenaars in Limburg' op: 'De Brug'. Met zijn fonds wil hij de kunstenaars financieel ondersteunen.
In de oorlogsjaren heeft hij niet aan de kant kunnen staan. Als priester blijft hij zorgen voor Joden, vluchtelingen en onderduikers. Tijdens een verblijf in Meterik raakt hij betrokken bij het plaatselijke verzet. In juni 1943 komt hij in contact met Antonie Damen, een jonge scheepswerktuigbouwkundige. Schreurs vertrouwt Damen volledig en introduceert hem bij de verzetsgroep. Deze groep heeft onderduikers ondergebracht in de Schadijkse Bossen. Damen infiltreert in de groep en licht de Duitse superieuren van de inlichtingendienst in. Op 19 augustus 1943 kamt de Sicherheitspolizei de bossen uit en verricht zestien arrestaties, waaronder Jacques Schreurs.
Schreurs belandt in de beruchte Scheveningse gevangenis 'Het Oranjehotel'. Hij wordt er ter dood veroordeeld. In deze periode van zijn leven breekt een onbeschrijflijk ellendige tijd aan: honger, koude, gesnauw van Duitse bewakers, martelingen, en het rammelen van de sleutels als midden in de nacht weer iemand wordt gehaald voor executie. Op 11 februari 1944 wordt hij plotseling vrijgelaten. Later wordt hem duidelijk dat hij dit te danken heeft aan een medewerker van de Duitse inlichtingendienst, met wie hij in de jaren dertig heeft kennisgemaakt. Bij de vrijlating treffen zijn vrienden hem broodmager en smerig aan in zijn versleten en verkleurde toog, met in zijn zakken een rolletje closetpapier waarop hij zijn celgedichten met een spijker gekrast heeft. Zijn oorlogservaringen heeft hij beschreven in ‘De celgedichten van no. 738’, verschenen in zijn bundel ‘Eiland der eenzamen’. Deze bundel heeft hij na de oorlog aan koningin Wilhelmina aangeboden, die daarna, getroffen door de gedichten van Schreurs, in 1946 de Passiespelen in Tegelen heeft bezocht.
Na de oorlog volgt een explosie aan proza, poëzie en toneel. Schreurs heeft zich zelfs aan een hoorspel gewaagd met als thema Het Verzet. In 1948 verschijnt zijn driedelige roman ‘Kroniek eener parochie’. In 1958 ontvangt hij de Culturele Prijs van de Provincie Limburg. Op 31 januari 1966 overlijdt hij. Hij is begraven op het kloosterkerkhof te Stein.