Monumentenweekend van 11 en 12 september 2010
Johan Philip Eugenius, graaf van Merode en heer van Stein, bezoekt Stein in december 1709.
Tijdens het Monumentenweekend van 11 en 12 september 2010 zal op de kasteelruïne van Stein de benoemingsakte te zien zijn van Johan Hendrik Ecrevisse tot drossaard van Stein. Dit bijzondere handgeschreven document is opgesteld op 23 juni 1730 en is voorzien van het zegel van de veldmaarschalk Johan Philip Eugenius, graaf van Merode, markies van Westerlo en heer van Stein. Met betrekking tot deze veldmaarschalk is voor het monumentenweekend een aparte vitrine ingericht. Deze veldmaarschalk heeft in 1709 een bezoek van 14 dagen gebracht aan de heerlijkheid Stein en pater Munsters heeft in 1961 een artikel voor de Maasgouw geschreven over dit bezoek. Hier een verkorte weergave.
Johan Philip Eugenius is geboren te Brussel op 22 juni 1674 en gestorven te Merode bij Düren op 12 september 1732. Zijn grootmoeder Anna Maria Sidonia van Bronckhorst-Batenburg had haar erfgoed Stein vermaakt aan haar tweede zoon Maximiliaan. Om het familiebezit onverdeeld te handhaven was deze Maximiliaan na langdurige onderhandelingen met de pauselijke curie en tegen betaling van twintigduizend kronen met de nodige dispensatie in 1665 getrouwd met de enige dochter van zijn overleden broer. Maximiliaan stierf op 3 september 1675; zijn zoon was toen nog maar één jaar en twee maanden oud. Zijn moeder hertrouwde in 1677 met de hertog van Holstein-Rethwitsch en door deze tweede vader werd hij voor de krijgsdienst opgeleid. Hij blijkt uit te groeien tot een soldaat met grote leidersgaven. Hij had een groot gevoel van eigenwaarde en hij spaarde niemand van kritiek met gevolg dat hij ook veel vijanden had en tegengewerkt werd.
Johan Philip Eugenius verbleef meestal in Merode (Dld.) of Westerlo (B.), maar ook in Brussel en op zijn andere kastelen en goederen, zoals Pietersheim bij Lanaken en Odenkirchen bij Keulen. Stein werd ook door hem bezocht als hij niet bij oorlogen betrokken was. Er zijn verschillende jaren bekend dat hij tijdelijk in Stein was, maar zijn verblijf was nimmer van lange duur. In november 1709 was hij in Odenkirchen en van 3 tot 17 december verbleef hij in Stein om vervolgens door te reizen naar Westerlo, vergezeld van zijn vrouw en kinderen. Hij reisde in een karos met zes paarden en voor zijn familie was er een tweede karos. Voor de overtocht over de Maas werd hiervoor tweemaal het bedrag van 4 gulden in rekening gebracht. Voor de overtocht moest hij totaal 61 gulden betalen. Hij werd vergezeld van vijftien dragonders te paard en vier geladen karren met reisbenodigdheden en huisraad. Daarnaast een aantal manschappen te voet, wagenbegeleiders en knechten. Zijn drossaard te Stein deed hem uitgeleide, gezeten in een sjees met paard en verder door zijn rentmeester, die zich overeenkomstig zijn rang met een paard moest tevreden stellen. Het was een indrukwekkende karavaan, passend bij zijn stand.
Het bezoek was voor Stein ongetwijfeld de gebeurtenis van het jaar. In die veertien dagen werd er druk gewerkt. De graaf hield zich bezig met de inventarisatie en inspectie van zijn goederen te Stein en pleegde overleg met de rentmeester omtrent het beheer en de verbetering van haar rendabiliteit. De vaste jaarinkomsten bedroegen in die tijd gemiddeld in granen ruim 6000 vat en in geld bijna 4500 gulden, met daarnaast nog diverse andere inkomsten. Dat alles onbelast. Voor de aan te brengen verbeteringen werd de rentmeester gelast de opbrengst van het land met 20% te verhogen. Verder werd opdracht gegeven een grote hoeveelheid noten- en kastanjebomen, iepen, platanen en linden te planten, de schroeiing langs de Maasoever te herstellen en mettertijd een nieuwe wind- of watermolen erbij te bouwen. Ook de toestand van het kasteel werd bekeken; verbeteringen werden aangebracht aan de toegangspoort, de ramen en de slagboom bij de toegang tot het dorp. Het was een complete visitatie van de heerlijkheid met al haar instellingen. Zo vroeg en verkreeg de pastoor het gratis gebruik van twee boomgaarden achter de kerk en daarnaast gaf de graaf opdracht om middelen te zoeken om de gemeente Stein te bevrijden van een lening van meer dan dertigduizend gulden, waarmee zij belast was. Hij heeft niet kunnen vermoeden, dat bijna 250 jaar later de oude lening werd omgezet in een nieuwe, enkel en alleen omdat de interestberekening in de loop der jaren steeds omslachtiger en moeilijker was geworden.
Niet enkel de graaf had zijn bezigheden, heel het dorp was met dat ongewone bezoek gemoeid. Het gaf een enorme drukte. Zelfs de smid van Nagelbeek moest erbij gehaald worden om de paarden te beslaan en de wagens te repareren. Vooral de voedselvoorziening schiep problemen. Bakkers en kruideniers van Stein waren niet berekend op dit gezelschap en veel benodigdheden moesten uit Maastricht gehaald worden. De vleeswaren werden besteld bij een Jood; de rekening is althans in hebreeuwse lettertekens opgesteld. Voor die veertien dagen met drie vastendagen moest gezorgd worden voor bijna 700 pond rund- en hamelvlees, waaronder 38 pond spek, naast de schapen die in Stein opgekocht en geslacht werden. De kosten van dat vlees waren echter gering en bedroegen nauwelijks 130 gulden. Herman Smeets leverde op vrijdag 6 en 13 december en zaterdag 14 december voor 28 gulden aan vis. Haringen werden daaronder uitdrukkelijk vermeld, maar ook andere soorten vis zijn erbij begrepen. De vijvers te Stein leverden in die tijd aan vis voor meer dan 400 gulden per jaar op. Voor die veertien dagen was er voor 66 gulden aan wittebrood en een zeer grote hoeveelheid eieren, “Hollandse” kaas, boter en appelen. Er is sprake van 27 kannen azijn die nodig geweest zullen zijn voor de vleesbereiding. Ook diverse suikerwerken en chocolade worden in de rekeningen vermeld. Een half aam wijn (dat is circa 75 liter) werd geleverd door de handelaar Salden uit Sittard, maar ook van elders werd wijn betrokken. Het geleverde bier wordt onderscheiden in goed, middel en herbergbier. Van de eerste twee soorten werd van elk 5 tonnen en van de laatste 4 tonnen ingeslagen. Dit laatste bier werd geleverd door de twee brouwers van Stein. Met 14 ton kon men de keel behoorlijk vochtig houden, maar men mag niet vergeten dat de dagtaak van een dragonder daar wel enigszins mee gemoeid was.
Een voorname post vormde nog de kaarsen. Met tien pond per dag kon men ook in december een aardige illuminatie aanrichten en behoorlijk nachtwerk verzorgen. Een zilveren kaarsensnuiter zal daarom al evenmin overbodig geweest zijn. De “juffrouwen” hadden garen nodig voor hun naaldwerk en zijne Excellentie een grote hoeveelheid lak voor het verzegelen van zijn brieven. Een en ander eiste het uiterste aan personeel. Aan niet minder dan acht knechten met buitenlandse namen werd op 17 december een loon van 130 gulden betaald. Bovendien waren in de keuken nog drie vrouwen te werk gesteld om op te wassen. Deze laatste zullen van Stein geweest zijn, evenals de talrijke boden en knechten die in die dagen op en neer moesten reizen tussen Stein, Sittard en Maastricht. Mevrouw d’ Odtman, de vrouw van de rentmeester, die in die dagen de leiding had voor de verzorging van de gasten zal blij geweest zijn, toen het uur van vertrek gekomen was.
U kunt de kasteelruïne aan de Ondergenhousweg en het Archeologiemuseum aan de Hoppenkampstraat bezoeken tijdens het monumentenweekend op 11 en 12 september a.s. van 12.00 tot 17.00 uur. De toegang is gratis. Op de website van de Archeologiestichting treft u meer informatie aan over het Monumentenweekend, alsmede over de veldmaarschalk Van Merode. De speciale prijsvraag is eveneens te downloaden vanaf de website: www.archeologiestichtingstein.nl
Monumentenweekend van 11 en 12 september 2010
Tijdens het Monumentenweekend van 11 en 12 september 2010 zal op de kasteelruïne van Stein de benoemingsakte te zien zijn van Johan Hendrik Ecrevisse tot drossaard van Stein. Dit bijzondere handgeschreven document is opgesteld op 23 juni 1730 en is voorzien van het zegel van de veldmaarschalk Johan Philip Eugenius, graaf van Merode, markies van Westerlo en heer van Stein. Met betrekking tot deze veldmaarschalk is voor het monumentenweekend een aparte vitrine ingericht. Deze veldmaarschalk heeft in 1709 een bezoek van 14 dagen gebracht aan de heerlijkheid Stein en pater Munsters heeft in 1961 een artikel voor de Maasgouw geschreven over dit bezoek. Hier een verkorte weergave.
Johan Philip Eugenius is geboren te Brussel op 22 juni 1674 en gestorven te Merode bij Düren op 12 september 1732. Zijn grootmoeder Anna Maria Sidonia van Bronckhorst-Batenburg had haar erfgoed Stein vermaakt aan haar tweede zoon Maximiliaan. Om het familiebezit onverdeeld te handhaven was deze Maximiliaan na langdurige onderhandelingen met de pauselijke curie en tegen betaling van twintigduizend kronen met de nodige dispensatie in 1665 getrouwd met de enige dochter van zijn overleden broer. Maximiliaan stierf op 3 september 1675; zijn zoon was toen nog maar één jaar en twee maanden oud. Zijn moeder hertrouwde in 1677 met de hertog van Holstein-Rethwitsch en door deze tweede vader werd hij voor de krijgsdienst opgeleid. Hij blijkt uit te groeien tot een soldaat met grote leidersgaven. Hij had een groot gevoel van eigenwaarde en hij spaarde niemand van kritiek met gevolg dat hij ook veel vijanden had en tegengewerkt werd.
Johan Philip Eugenius verbleef meestal in Merode (Dld.) of Westerlo (B.), maar ook in Brussel en op zijn andere kastelen en goederen, zoals Pietersheim bij Lanaken en Odenkirchen bij Keulen. Stein werd ook door hem bezocht als hij niet bij oorlogen betrokken was. Er zijn verschillende jaren bekend dat hij tijdelijk in Stein was, maar zijn verblijf was nimmer van lange duur. In november 1709 was hij in Odenkirchen en van 3 tot 17 december verbleef hij in Stein om vervolgens door te reizen naar Westerlo, vergezeld van zijn vrouw en kinderen. Hij reisde in een karos met zes paarden en voor zijn familie was er een tweede karos. Voor de overtocht over de Maas werd hiervoor tweemaal het bedrag van 4 gulden in rekening gebracht. Voor de overtocht moest hij totaal 61 gulden betalen. Hij werd vergezeld van vijftien dragonders te paard en vier geladen karren met reisbenodigdheden en huisraad. Daarnaast een aantal manschappen te voet, wagenbegeleiders en knechten. Zijn drossaard te Stein deed hem uitgeleide, gezeten in een sjees met paard en verder door zijn rentmeester, die zich overeenkomstig zijn rang met een paard moest tevreden stellen. Het was een indrukwekkende karavaan, passend bij zijn stand.
Het bezoek was voor Stein ongetwijfeld de gebeurtenis van het jaar. In die veertien dagen werd er druk gewerkt. De graaf hield zich bezig met de inventarisatie en inspectie van zijn goederen te Stein en pleegde overleg met de rentmeester omtrent het beheer en de verbetering van haar rendabiliteit. De vaste jaarinkomsten bedroegen in die tijd gemiddeld in granen ruim 6000 vat en in geld bijna 4500 gulden, met daarnaast nog diverse andere inkomsten. Dat alles onbelast. Voor de aan te brengen verbeteringen werd de rentmeester gelast de opbrengst van het land met 20% te verhogen. Verder werd opdracht gegeven een grote hoeveelheid noten- en kastanjebomen, iepen, platanen en linden te planten, de schroeiing langs de Maasoever te herstellen en mettertijd een nieuwe wind- of watermolen erbij te bouwen. Ook de toestand van het kasteel werd bekeken; verbeteringen werden aangebracht aan de toegangspoort, de ramen en de slagboom bij de toegang tot het dorp. Het was een complete visitatie van de heerlijkheid met al haar instellingen. Zo vroeg en verkreeg de pastoor het gratis gebruik van twee boomgaarden achter de kerk en daarnaast gaf de graaf opdracht om middelen te zoeken om de gemeente Stein te bevrijden van een lening van meer dan dertigduizend gulden, waarmee zij belast was. Hij heeft niet kunnen vermoeden, dat bijna 250 jaar later de oude lening werd omgezet in een nieuwe, enkel en alleen omdat de interestberekening in de loop der jaren steeds omslachtiger en moeilijker was geworden.
Niet enkel de graaf had zijn bezigheden, heel het dorp was met dat ongewone bezoek gemoeid. Het gaf een enorme drukte. Zelfs de smid van Nagelbeek moest erbij gehaald worden om de paarden te beslaan en de wagens te repareren. Vooral de voedselvoorziening schiep problemen. Bakkers en kruideniers van Stein waren niet berekend op dit gezelschap en veel benodigdheden moesten uit Maastricht gehaald worden. De vleeswaren werden besteld bij een Jood; de rekening is althans in hebreeuwse lettertekens opgesteld. Voor die veertien dagen met drie vastendagen moest gezorgd worden voor bijna 700 pond rund- en hamelvlees, waaronder 38 pond spek, naast de schapen die in Stein opgekocht en geslacht werden. De kosten van dat vlees waren echter gering en bedroegen nauwelijks 130 gulden. Herman Smeets leverde op vrijdag 6 en 13 december en zaterdag 14 december voor 28 gulden aan vis. Haringen werden daaronder uitdrukkelijk vermeld, maar ook andere soorten vis zijn erbij begrepen. De vijvers te Stein leverden in die tijd aan vis voor meer dan 400 gulden per jaar op. Voor die veertien dagen was er voor 66 gulden aan wittebrood en een zeer grote hoeveelheid eieren, “Hollandse” kaas, boter en appelen. Er is sprake van 27 kannen azijn die nodig geweest zullen zijn voor de vleesbereiding. Ook diverse suikerwerken en chocolade worden in de rekeningen vermeld. Een half aam wijn (dat is circa 75 liter) werd geleverd door de handelaar Salden uit Sittard, maar ook van elders werd wijn betrokken. Het geleverde bier wordt onderscheiden in goed, middel en herbergbier. Van de eerste twee soorten werd van elk 5 tonnen en van de laatste 4 tonnen ingeslagen. Dit laatste bier werd geleverd door de twee brouwers van Stein. Met 14 ton kon men de keel behoorlijk vochtig houden, maar men mag niet vergeten dat de dagtaak van een dragonder daar wel enigszins mee gemoeid was.
Een voorname post vormde nog de kaarsen. Met tien pond per dag kon men ook in december een aardige illuminatie aanrichten en behoorlijk nachtwerk verzorgen. Een zilveren kaarsensnuiter zal daarom al evenmin overbodig geweest zijn. De “juffrouwen” hadden garen nodig voor hun naaldwerk en zijne Excellentie een grote hoeveelheid lak voor het verzegelen van zijn brieven. Een en ander eiste het uiterste aan personeel. Aan niet minder dan acht knechten met buitenlandse namen werd op 17 december een loon van 130 gulden betaald. Bovendien waren in de keuken nog drie vrouwen te werk gesteld om op te wassen. Deze laatste zullen van Stein geweest zijn, evenals de talrijke boden en knechten die in die dagen op en neer moesten reizen tussen Stein, Sittard en Maastricht. Mevrouw d’ Odtman, de vrouw van de rentmeester, die in die dagen de leiding had voor de verzorging van de gasten zal blij geweest zijn, toen het uur van vertrek gekomen was.
U kunt de kasteelruïne aan de Ondergenhousweg en het Archeologiemuseum aan de Hoppenkampstraat bezoeken tijdens het monumentenweekend op 11 en 12 september a.s. van 12.00 tot 17.00 uur. De toegang is gratis. Op de website van de Archeologiestichting treft u meer informatie aan over het Monumentenweekend, alsmede over de veldmaarschalk Van Merode. De speciale prijsvraag is eveneens te downloaden vanaf de website: www.archeologiestichtingstein.nl
Museum en monumentenweekend 2009
In het kader van het Museumweekend in april j.l.en het Monumentenweekend in september j.l. toont de Archeologiestichting Dokter Beckers - Pater Munsters in het Archeologie Museum te Stein en op de kasteelruïne diverse voorwerpen onder de naam
Techniek in de Oudheid.
Techniek is, ze is zo oud als de mensheid en de voorgeschiedenis van de mens is zelfs in sterke mate bepaald door de materialen die haar ter beschikking stonden. De indeling van de prehistorie in Steen-, Bronstijd en IJzertijd is dan ook afgeleid van het materiaal waarvan de werktuigen in die perioden gemaakt werden. Over dit thema is een tentoonstelling gemaakt om te laten zien hoe de technologische samenleving waarin wij leven gegroeid is vanuit het gebruik van de eerste primitieve stenen werktuigen.
Het maken van stenen gereedschap en het beheersen van vuur zijn de belangrijkste ontdekkingen van de vroege mens geweest. De meeste experts houden het erop dat het oudste beheersen, misschien ook zelf maken, van vuur rond 500.000 jaar geleden te vinden is. Het bewijs hiervoor zijn verbrande stenen en botten die bij archeologisch onderzoek gevonden worden. Vuur kunnen maken, gebruiken en bewaren is dus altijd al van bijzonder belang voor de menselijke ontwikkeling geweest.
Een belangrijke technologische ontwikkeling was het vervaardigen van speciale werktuigen die gebruikt konden worden voor het maken van andere werktuigen: gereedschap. Zo werden b.v. mesjes gebruikt om naalden, speerpunten en harpoenen te maken uit materialen als been en hoorn.
De productie van vuurstenen werktuigen nam in de Nieuwe Steentijd soms zelfs een industriële vorm aan. Een voorbeeld hiervan zijn de vuursteengroeven in het Savelsbos bij Rijckholt in Zuid-Limburg. Hier bestond ruim 3000 v. Chr. een uitgebreide ondergrondse winning van vuursteen, De huidige mijnwerkers die dit complex onderzochten waren diep onder de indruk van het mijnbouwkundige inzicht van de mens in de Steentijd.
In het museum in Stein bevindt zich een fraaie collectie geslepen stenen bijlen gemaakt van vuursteen, kwartsiet, amphiboliet en jadiet.
Uit het gebruik van vuur ontwikkelde zich de kunst van het pottenbakken en later de metaalbewerking
Er kwamen ook nieuwe huishoudelijke voorwerpen en het gebruik van kleding, hutten en vuur waren nodig om in koudere streken te verblijven. De technische veranderingen maakten het de mens mogelijk een groter gebied van zijn omgeving te beheersen.
De boog is een voorbeeld van een uitvinding die voor de techniek belangrijk was. Deze uitvinding is waarschijnlijk aan het einde van de Oude Steentijd gedaan. Uit de boog ontwikkelde zich de boor die een vroeg voorbeeld is van de huidige boormachine.
Reeds tegen het einde van de Oude Steentijd was de mens uitgerust met een uitgebreid technisch arsenaal: hutten, genaaide bontkleren, buidels en emmers, kano's, angels en harpoenen.
Het houden van vee en vooral het uitoefenen van landbouw maakten het zwervende jagersbestaan overbodig. Technieken werden ontwikkeld om met hout en andere materialen stevige constructies te bouwen zoals boerderijen. De Bandkeramische boerderijen die ca. 7000 jaar geleden in Zuid-Limburg zijn gebouwd waren de eerste gebouwen in Nederland van enige betekenis. Zo ontstonden de eerste nederzettingen met een totaal nieuwe sociale organisatie. Het verblijven op een vaste plaats maakte het mogelijk meer gereedschappen en andere goederen in bezit te hebben. Hierdoor werd het mogelijk meer gespecialiseerde gereedschappen te ontwikkelen. De landbouw en veeteelt leverden ook bijproducten als vlas en wol; de technieken van spinnen en weven werden ontwikkeld om deze bruikbaar te maken. De kennis van roterende bewegingen, opgedaan bij de drilboog en de spintol, leidde wellicht tot het toepassen hiervan bij het draaien van potten. Het is niet met zekerheid te zeggen, maar wellicht is het pottenbakkerswiel de voorloper van alle andere toepassingen van het wiel. Het oudste gevonden fragment van een pottenbakkerswiel is gedateerd op ca 3250 v. Chr.
Door de groeiende handel, technische vaardigheid en kennis van materialen ging men steeds meer experimenteren met tot dan toe niet gebruikte grondstoffen. Dit leidde tot de ontdekking van de metalen, De stenen werktuigen werden geleidelijk door bronzen en later ijzeren vervangen De Nieuwe Steentijd ging geleidelijk over in de Bronstijd en deze vervolgens in de IJzertijd.
Techniek in de Oudheid
Techniek is, ze is zo oud als de mensheid en de voorgeschiedenis van de mens is zelfs in sterke mate bepaald door de materialen die haar ter beschikking stonden. De indeling van de prehistorie in Steen-, Bronstijd en IJzertijd is dan ook afgeleid van het materiaal waarvan de werktuigen in die perioden gemaakt werden. Over dit thema is een tentoonstelling gemaakt om te laten zien hoe de technologische samenleving waarin wij leven gegroeid is vanuit het gebruik van de eerste primitieve stenen werktuigen.
Het maken van stenen gereedschap en het beheersen van vuur zijn de belangrijkste ontdekkingen van de vroege mens geweest. De meeste experts houden het erop dat het oudste beheersen, misschien ook zelf maken, van vuur rond 500.000 jaar geleden te vinden is. Het bewijs hiervoor zijn verbrande stenen en botten die bij archeologisch onderzoek gevonden worden. Vuur kunnen maken, gebruiken en bewaren is dus altijd al van bijzonder belang voor de menselijke ontwikkeling geweest.
Een belangrijke technologische ontwikkeling was het vervaardigen van speciale werktuigen die gebruikt konden worden voor het maken van andere werktuigen: gereedschap. Zo werden b.v. mesjes gebruikt om naalden, speerpunten en harpoenen te maken uit materialen als been en hoorn.
De productie van vuurstenen werktuigen nam in de Nieuwe Steentijd soms zelfs een industriële vorm aan. Een voorbeeld hiervan zijn de vuursteengroeven in het Savelsbos bij Rijckholt in Zuid-Limburg. Hier bestond ruim 3000 v. Chr. een uitgebreide ondergrondse winning van vuursteen, De huidige mijnwerkers die dit complex onderzochten waren diep onder de indruk van het mijnbouwkundige inzicht van de mens in de Steentijd.
In het museum in Stein bevindt zich een fraaie collectie geslepen stenen bijlen gemaakt van vuursteen, kwartsiet, amphiboliet en jadiet.
Uit het gebruik van vuur ontwikkelde zich de kunst van het pottenbakken en later de metaalbewerking
Er kwamen ook nieuwe huishoudelijke voorwerpen en het gebruik van kleding, hutten en vuur waren nodig om in koudere streken te verblijven. De technische veranderingen maakten het de mens mogelijk een groter gebied van zijn omgeving te beheersen.
De boog is een voorbeeld van een uitvinding die voor de techniek belangrijk was. Deze uitvinding is waarschijnlijk aan het einde van de Oude Steentijd gedaan. Uit de boog ontwikkelde zich de boor die een vroeg voorbeeld is van de huidige boormachine.
Reeds tegen het einde van de Oude Steentijd was de mens uitgerust met een uitgebreid technisch arsenaal: hutten, genaaide bontkleren, buidels en emmers, kano's, angels en harpoenen.
Het houden van vee en vooral het uitoefenen van landbouw maakten het zwervende jagersbestaan overbodig. Technieken werden ontwikkeld om met hout en andere materialen stevige constructies te bouwen zoals boerderijen. De Bandkeramische boerderijen die ca. 7000 jaar geleden in Zuid-Limburg zijn gebouwd waren de eerste gebouwen in Nederland van enige betekenis. Zo ontstonden de eerste nederzettingen met een totaal nieuwe sociale organisatie. Het verblijven op een vaste plaats maakte het mogelijk meer gereedschappen en andere goederen in bezit te hebben. Hierdoor werd het mogelijk meer gespecialiseerde gereedschappen te ontwikkelen. De landbouw en veeteelt leverden ook bijproducten als vlas en wol; de technieken van spinnen en weven werden ontwikkeld om deze bruikbaar te maken. De kennis van roterende bewegingen, opgedaan bij de drilboog en de spintol, leidde wellicht tot het toepassen hiervan bij het draaien van potten. Het is niet met zekerheid te zeggen, maar wellicht is het pottenbakkerswiel de voorloper van alle andere toepassingen van het wiel. Het oudste gevonden fragment van een pottenbakkerswiel is gedateerd op ca 3250 v. Chr.
Door de groeiende handel, technische vaardigheid en kennis van materialen ging men steeds meer experimenteren met tot dan toe niet gebruikte grondstoffen. Dit leidde tot de ontdekking van de metalen, De stenen werktuigen werden geleidelijk door bronzen en later ijzeren vervangen De Nieuwe Steentijd ging geleidelijk over in de Bronstijd en deze vervolgens in de IJzertijd.
Tijdens het Museumweekend op 4 en 5 april a.s. toont de Archeologiestichting Dokter Beckers - Pater Munsters in het Archeologie Museum te Stein en op de kasteelruïne diverse voorwerpen onder de naam Techniek in de Oudheid.
Openingstijden tijdens Museumweekend 2009
Het Archeologie Museum (Hoppenkampstraat 14a te Stein) en de Kasteelruïne (Ondergenhousweg) is op zaterdag 4 april en op zondag 5 april geopend van 12 tot 17 uur.
.
Open Monumentenweekend Kasteeelruïne Stein op 13 en 14 sept. 2008 Op Open Monumentendagen zal dit jaar alles draaien om Sporen. Sporen is een breed thema waarvan in de gemeente Stein veel aanknopingspunten te vinden zijn. Sporen zijn buiten, in het landschap te vinden, maar ook in de woonkernen, straatnamen en in monumenten zelf. Alle bebouwing is een spoor ergens van, van een menselijk ingrijpen, van een herinnering aan wat ooit was. In dit artikel wordt bijzondere aandacht besteed aan de Kasteelruïne van Stein, maar niet onvermeld moet blijven dat op de Open Monumentendagen veel monumenten in de Gemeente Stein gratis open staan voor publiek. De Kasteelruïne in Stein is een voormalige behuizing uit het feodale stelsel van voor de Franse revolutie, die veel sporen in Stein heeft nagelaten. Niet alleen de kasteelruïne is een belangrijk monument, maar ook op de ruïne, zijn tal van sporen te vinden uit een tijdperk die ver achter ons ligt. Een belangrijk onderdeel in deze vormt de verzameling het STEENGOED dat op de ruïne, op een zeer overzichtelijke wijze, tentoongesteld is. De Archeologiestichting Dokter Beckers – Pater Munsters in Stein heeft van het STEENGOED dat in en rond de ruïne is aangetroffen een thema gemaakt. Reeds vanaf het Museumweekend worden deze voorwerpen zowel op de ruïne als in het archeologisch museum tentoongesteld onder de naam “Steen-goed-steengoed”. Onder steengoed wordt met name verstaan het middeleeuwse aardewerk, dat vanaf de elfde eeuw erg populair was. Op de ruïne zijn prachtige voorbeelden te zien die door de aanwezige gidsen niet aan Uw aandacht zullen ontsnappen. Een kruik die, in grote scherven, op de ruïne bewaard is gebleven, maar desondanks een pronkstuk is, dateert uit 1595. Deze zogenaamde baardmankruik herinnert aan het huwelijk van Maximiliaan van Bronckhorst – Batenburg met Agnes van Ketteler uit het graafschap Frechen in de omgeving van Keulen. Op de kruik staan de wapens van het echtpaar. Deze kruik is waarschijnlijk gemaakt rond het huwelijk van het paar hetgeen in die tijd gebruikelijk was. Tal van andere sporen zijn nog op de ruïne te vinden zoals de grote zware stenen kogels die tijdens een belegering in de vijftiende eeuw met behulp van een Lepelblijde (soort slingerwerktuig) op het kasteel werden”afgevuurd”. Deze kogels wegen ongeveer 125 kg. Later worden kleine stenen kogels gebruikt ter grootte van een tennisbal en uit recentere periode uit ijzer gemaakte exemplaren die allemaal op de ruïne zijn te zien. Ook de aangerichte schade heeft haar sporen nagelaten. Interessant is ook het testament van Herman II, daterend van 31 januari 1556, dat zich op de ruïne bevindt. Dit testament heeft voor zijn afstammelingen tot blijvende familietwisten geleid die pas in 1740 werden beslecht door een keizerlijke commissie van het Rijkskamergerecht van Wetzlar. Dit leidde tot de komst van de Kinsky’s. Uit deze periode stamt het verhaal van “De Vadermoorder” geschreven door Ecrevisse, bij velen bekend door de talloze toneeluitvoeringen. Een in het oogspringend overblijfsel is de aanwezige grafzerk van de eerste heer van Bronckhorst van Batenburg, die in 1465 de Rijksheerlijkheid Stein kocht van Maria van Heinsberg getrouwd met Johan IV graaf van Nassau Dillenburg, waar onze huidige kroonprins, via de Friese Stadhouders, een rechtstreekse afstammeling van is. De burcht dateert uit de jaren twintig van de 13e eeuw. Zoals nog steeds duidelijk herkenbaar bestaat de burcht uit twee gedeelten, het Bovenste en Benedenste Slot die door een brede gracht gescheiden waren. Het lager gelegen Benedenste Slot bestaat thans uit moderne appartementen. In de middeleeuwen woonde het dienstpersoneel en krijgsvolk in deze zogeheten voorburcht. Het bovenste slot, met de Donjon, bereikte men via een ophaalbrug. Het tegengewicht van deze ophaalbrug bevond zich in de vierkante toren waar de sporen van de ophaalkettingen en de geleidergaten nog duidelijk zichtbaar zijn. Met een muurdikte van 3 m diende de Donjon, in noodgevallen, vaak als laatste vluchtplaats. De inwendige wenteltrap in deze toren is nog in originele staat. Het is zeer de moeite waard deze toren te beklimmen, om van het mooie uitzicht over Maas en Kanaal te genieten. Het voert te ver, op deze plaats, in te gaan op alle sporen die de geschiedenis heeft nagelaten, maar door de aanwezige gidsen zal men tijdens een rondleiding uitvoerig worden geïnformeerd.
Artikel